De band die een judoka draagt dient om de judogi dicht te houden. Naast dat doel kun je aan de band zien hoe gevorderd een judoka is. Hieronder vind je informatie over de gradatie.

De opbouw
Er bestaan op de judoladder 16 gradaties voordat je helemaal boven aan bent. Bij de klassen (kyu) wordt er van boven naar beneden geteld. Zo begin je met de zesde kyu (witte band), dan de vijfde kyu (gele band), de vierde kyu (oranje band), de derde kyu (groene band), de tweede kyu (blauwe band) en ten slotte de eerste kyu (bruine band). Bij de graden daarentegen wordt er van beneden naar boven geteld: als je slaagt voor je zwarte band ben je ook meteen eerste dan, hierop volgt de tweede dan, de derde dan, enzovoort. De hoogste dan-graad die je kunt halen, is de tiende dan, Jigoro Kano zelf kreeg na zijn dood de twaalfde dan. Deze graad is echter alleen voor Kano en is dan ook meer symbolisch bedoeld. In Japan wordt er een iets ander systeem gehanteerd.

Tussen elke klasse en graad bestaat er bij ons een zogenaamde wachttijd. Dat is de tijd die minimaal nodig is voor je examen mag doen voor de volgende gradatie. Een judo-examen bestaat uit een competitiegedeelte en een techniekgedeelte. Het onderdeel techniek is dan weer verdeeld in techniek (werptechnieken en controletechnieken) en kata (samen met je partner een principe van het judo laten zien op een voorgeschreven wijze).

Voor de judoka’s tot 12 jaar bestaan er nog wat tussenstapjes in de vorm van slippen. De bruine band is de hoogste gradatie in de klassenindeling. De zwarte band daarentegen is de laagste graad bij de dan-graden. Tot en met de derde dan behoor je bij de dan-indeling tot de beginnende graden. Een vierde dan is een gevorderde judoka en een vijfde dan een vergevorderde judoka. De zesde dan is uiteindelijk de meestertitel. Deze judoka’s mogen een rood wit geblokte band dragen (of gewoon de zwarte band). De negende en tiende dan tenslotte zijn maar voor heel weinig judoka’s weggelegd. Jigoro Kano heeft de twaalfde dan, omdat hij het judo heeft uitgevonden.

Er zijn 2 soorten judobanden, dunne bande en dikke banden. Dunne banden zijn soepel en makkelijk te knopen. Dikke banden hebben stiknaden in de lengterichting en zijn veel stijver dan dunne banden. De dikke banden worden vaak pas gedragen vanaf ongeveer de groene band.

Voor het knopen van een dunne band of een dikke band kan ook wat verschil in zitten.
Hieronder zie je de twee verschillende methodes

Dunne judoband knopen
band knopen

Pakt de dunne judoband met twee handen in het midden vast en hou hem tegen de buik. De judo band word nu vanaf de buik naar achteren op de rug gekruist en weer naar voren gehaald. Het buitenste uiteinde duw je van onder naar boven om allebei de banden, aantrekken, en dan maak je een platte knoop.

Dikke judoband knopen

dikke band knopen

Pak de dikke judoband aan een uiteinde vast, hou hem tegen de zijkant van je buik en rol hem twee keer om je middel. Zorg ervoor dat de band plat om je middel zit. Haal het uiteinde onder de opgerolde band vandaan en duw het buitenste uiteinde van onder naar boven om allebei de banden heen en trek de uiteinden strak aan. Het bovenste uiteinde duw je van boven naar beneden tussen twee banden door en het onderste uiteinde duw je van achter door de lus en aan de andere kant tussen de twee banden door. Uiteinden aantrekken en je hebt een mooie knoop die tijdens het trainen niet los gaat.